Detail

BACK  EN  FR  DE  NL    Drukken

Artikel 1.01, lid 12.2, in combinatie met ESI-III-2 – personen met beperkte mobiliteit

Hoe moeten de eisen voor mensen met een beperkte mobiliteit op hotelschepen worden toegepast?

Artikel 1.01, definitie 12.2, vermeldt welke personen tot deze categorie behoren. De ervaring leert dat verreweg de meeste passagiers op hotelschepen oudere mensen zijn, die grotendeels ook binnen de genoemde categorie vallen.

Hoofdstuk 19 vestigt de aandacht op de speciale eisen voor deze categorie.
Intussen geeft ESI-III-2 aan dat de scheepseigenaren een zekere vrijheid hebben bij de aanwijzing van bepaalde ruimten die bestemd zijn om gebruikt te worden door personen met beperkte mobiliteit.
Deze beide gevallen kunnen tot tegenstrijdigheden en verwarring leiden.

Artikel 1.01 betekent dat in de nabijheid van de ingang, de salon/salons en de eetzaal een bepaald aantal hutten voor gebruik door personen met beperkte mobiliteit moet zijn ingericht. De verbindingsgangen naar deze hutten moeten tot aan de gebruikte (nood-)uitgangen een breedte hebben van minstens 1,30 m. Verder moet ook de gang van deze hutten naar de ingang, de salon/salons en de eetzaal de vereiste breedte hebben. Vaak worden ten minste één of twee hutten voorgeschreven. Het zou echter beter zijn een concreet minimumaantal te noemen, bijvoorbeeld het aantal hutten per dek.

RV/G (08) 12

Oudere mensen vallen niet per definitie in de categorie van personen met beperkte mobiliteit. Het begrip „personen met beperkte mobiliteit“ kan niet eenduidig worden gedefinieerd. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar slechts zo veel personen met beperkte mobiliteit te vervoeren als het aantal beschikbare hutten dat speciaal voor deze categorie is ingericht. Minimaal moet een hotelschip in ieder geval over één hut beschikken die op dergelijke wijze is ingericht.

RV/G (07) 90

CCR werkgroep Reglement van Onderzoek, RV/G, personen met beperkte mobiliteit, oudere mensen, hutten