Detail
Artikel 19.01, lid 4, in combinatie met artikel 1.01, lid 12.2, en ESI-III-2 - ruimten voor personen met beperkte mobiliteit
Volgens artikel 19.01, lid 4, moeten op passagiersschepen ruimten beschikbaar zijn voor mensen met een beperkte mobiliteit, die derhalve moeten voldoen aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van hoofdstuk 19.
Artikel 1.01, lid 12.2, definieert de categorie personen met beperkte mobiliteit. Daarbij worden personen die specifieke moeilijkheden hebben bij het gebruik van openbare vervoermiddelen, expliciet genoemd, zoals oudere mensen, gehandicapten, personen met een handicap op het gebied van de zintuigen, zwangere vrouwen en personen die kleine kinderen begeleiden.
Bij schepen voor dagtochten is het door de indeling van de passagiersverblijven en verbindingsgangen mogelijk het hele vaartuig voor deze doelgroep te ontwerpen.
Vraag:
Bij hotelschepen doet zich de vraag voor in hoeverre ruimten kunnen worden vastgelegd. In de regel zijn er in de ruimte waar zich hutten bevinden drie verbindingsgangen, die bij een strikte interpretatie conform het voorschrift zouden moeten worden ingericht. De definitie omvat ook de groep „oudere mensen“. Theoretisch is het mogelijk dat een hotelschip voornamelijk wordt bezet door mensen uit die categorie, zodat in voorkomende gevallen de aanwijzing van bepaalde ruimten, wat volgens ESI-III-2 de verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar is, niet voldoende is.
Antwoord/voorstel voor een oplossing:
Overeenkomstig ESI-III-2 is het niet noodzakelijk dat alle voor passagiers bestemde ruimten voldoen aan de bijzondere veiligheidsbehoeften van personen met beperkte mobiliteit. Daarom gelden de eisen ook slechts voor bepaalde ruimten. De grootte van de desbetreffende ruimten moet echter aan boord op adequate wijze worden aangegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar om de ruimten vast te leggen.
Tegenwoordig worden dergelijke ruimten bij nieuwe hotelschepen al ingebouwd. Deze ruimten worden conform de voorschriften ingericht (bijv. de gangbreedte). Ten minste één toilet moet volgens een betreffende norm van een lidstaat voor het gebruik door personen met beperkte mobiliteit zijn uitgevoerd. Er zijn ook voorbeelden waarbij passend ingerichte hutten aanwezig zijn.
Om bovengenoemde redenen wordt er echter van afgezien om alle verbindingsgangen te construeren overeenkomstig artikel 19.06, lid 5, onder c.
Eventueel dient ES-TRIN met betrekking tot de doelgroep, in het bijzonder de categorie „oudere mensen“, te worden gepreciseerd.
RV/G (07) 71
De opmerkingen over dit onderwerp zijn juist. Ten minste één hut moet voor personen met beperkte mobiliteit zijn ingericht.
Er mag niet van worden uitgegaan dat alle oudere mensen beperkt zijn in hun mobiliteit.
De bovenstaande interpretatie is achterhaald door het van kracht worden van de ES-TRIN 2023 op 1 januari 2024. Artikel 19.01, lid 4, preciseert de eisen met betrekking tot het aantal zitplaatsen of hutten voor personen met beperkte mobiliteit.
RV/G (07) 90, CESNI/PT (23)m 60 rev.1, DE6
CESNI werkgroep voor de technische voorschriften CESNI/PT, CCR werkgroep Reglement van Onderzoek, RV/G, Personen met beperkte mobiliteit, oudere mensen, hutten