Detail
Artikel 19.06, lid 19 – Verblijven waarin bemanning of boordpersoneel is ondergebracht
Volgens artikel 19.06, lid 19, is op verblijven waarin bemanning of boordpersoneel is ondergebracht, artikel 19.06, passagiersverblijven en -ruimten, van overeenkomstige toepassing.
Vraag:
Hoe moet een inrichting van de uitgangen overeenkomstig artikel 19.06, lid 3, worden begrepen?
Antwoorden:
In artikel 19.06, lid 3a, wordt bepaald dat verblijven of groepen van verblijven die voor 30 of meer passagiers zijn bestemd of ingericht, dan wel voor 12 of meer passagiers bedden bieden, moeten ten minste twee uitgangen hebben. Op schepen voor dagtochten mag één van deze twee uitgangen door twee nooduitgangen worden vervangen. Verblijven met slechts één uitgang moeten ten minste één nooduitgang hebben (voorschrift van tijdelijke aard tot 30 september 2008).
Artikel 19.06, lid 3b, beschrijft de uitgangen voor verblijven die zich onder het schottendek bevinden. Volgens dit voorschrift mag een uitgang een waterdichte deur in een schot, bedoeld in artikel 19.02, tiende lid, zijn die toegang geeft tot een aangrenzende afdeling van waaruit het hoger gelegen dek rechtstreeks kan worden bereikt. De andere uitgang moet direct naar het schottendek dan wel naar buiten leiden.
In artikel 19.02, lid 10, worden de eisen beschreven waaraan waterdichte deuren in schotten moeten voldoen.
Oplossing:
Aanpassing van het ROSR [van ES-TRIN] is niet nodig.
RV/G (07) 71
De interpretaties en antwoorden met betrekking tot de aan de orde gestelde vragen zijn juist.
RV/G (07) 90
CCR werkgroep Reglement van Onderzoek, RV/G, verblijfsruimten, bemanning, boordpersoneel