Detail
ES-TRIN, artikel 9.09, eerste en vijfde lid - Uitlaatgasnabehandelingssystemen
Vraag:
Hoe kunnen de veiligheidsdoelstellingen die beoogd zijn in artikel 9.09, eerste lid, van de ES-TRIN bereikt worden voor schepen met een voorstuwingsinstallatie die uit een enkele motor bestaat?
Antwoord:
De in onderdeel a en b van artikel 9.09, vijfde lid, genoemde uitrustingen zijn expres geen volledige opsomming. Met andere woorden, een bypass-systeem is niet verplicht voor schepen met slechts een motor voor de voortstuwing. Het is aan de nationale autoriteit/Commissie van deskundigen om te beslissen of er ten aanzien van het uitlaatgasnabehandelingssysteem voldaan wordt aan artikel 9.09.
Als het uitlaatgasnabehandelingssysteem van een stage V-motor dichtslibt, neemt de druk in de motor toe. Dit kan tot gevolg hebben dat de motor meer verontreinigende stoffen uitstoot. Dat een uitlaatgasnabehandelingssysteem een alarm moet afgeven als het systeem geblokkeerd raakt, is niet bindend voorgeschreven. Of een dergelijke functionaliteit voorzien is, verschilt van fabrikant tot fabrikant, maar meestal is het zo dat er door het waarschuwingssysteem dat door de motorfabrikant voorzien is een waarschuwing wordt afgegeven voordat een stage V-motor (bestaand uit de motor met het uitlaatgasnabehandelingssysteem) zo sterk dichtgeslibd is dat de hele motor dreigt uit te schakelen. Als er alarmen afgegeven worden, zal de motor nog niet meteen uitschakelen en kan de stuurman een plaats zoeken waar hij het systeem zo snel mogelijk kan laten repareren. Door middel van een gefaseerd alarm voor de temperatuur van de uitlaatgassen en de tegendruk van de uitlaatgassen, zou de stuurman op tijd gewaarschuwd kunnen worden. De fabrikant zou ertoe over kunnen gaan om specifieke meldingen te voorzien als een regeneratie nodig is, voor een hogere druk, belasting, of overbelasting van het uitlaatgasnabehandelingssysteem. Mocht het zo zijn dat de motorfabrikant geen adequaat alarmsysteem voorzien heeft, zou een dergelijk systeem ingebouwd kunnen worden door degene die de motor inbouwt.
De meeste fabrikanten zullen vermoedelijk voorzien hebben dat de motor automatisch uitschakelt voordat er door de genoemde omstandigheden motorschade ontstaat. Op grond van artikel 8.03 is het echter toegestaan dat een fabrikant het mogelijk gemaakt heeft dat het uitschakelen van de motor omzeild wordt of dat er een mogelijkheid wordt ingebouwd om de door de fabrikant voorziene automatische uitschakeling te overrulen, op dezelfde manier als de inrichting die de oliedruk aanstuurt en dus tot stopzetting van de motor kan leiden, kan worden uitgeschakeld of overruled kan worden bij een binnenvaartschip dat maar een enkele motor heeft.
Met andere woorden, aan artikel 9.09, eerste lid, is voldaan wanneer vroegtijdige alarmen en een automatische uitschakeling overruled kunnen worden, zodat het schip op eigen kracht bestuurbaar blijft, met name om snel een veilige plaats te kunnen bereiken. Een dergelijke oplossing zou in de instructies van de fabrikant of van de firma die de motor inbouwt voor de bemanningsleden duidelijk beschreven moeten zijn.
Het blijft uiteindelijk voor een stage V-motor mogelijk om een bypass-systeem te hebben in de vorm van een aanvullende emissiebeheersingsstrategie zoals bedoeld in 2.3.5 van bijlage IV van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/654. De veiligheidsdoelstellingen zoals beschreven in artikel 9.09, eerste lid, stroken met de “bedrijfsveiligheidsredenen” zoals genoemd in letter b) van 2.3.5. De oorspronkelijke motorfabrikant zal dan wel een dergelijke aanvullende emissiebeheersingsstrategie moeten opnemen voor de certificering van de motor. De by-pass-hardware mag door elke willekeurige leverancier worden geleverd op voorwaarde dat de inbouwinstructies van de motorfabrikant worden nageleefd.
CESNI/PT (21) 4 rev. 2
CESNI werkgroep voor de technische voorschriften CESNI/PT, uitlaatgasnabehandelingssystemen, bypass