Detail

BACK  EN  FR  DE  NL    Drukken

Artikel 13.05, tweede lid, onderdeel a - Voortbewegen van een schip op eigen kracht

Er zijn vaartuigen die met hun boegschroefinstallatie de vereiste snelheid van 6,5 km/h bij het vooruit varen maar net halen, bij het achteruit varen echter niet. Vaartuigen met een lengte van meer dan 86 meter dienen te voldoen aan de eisen conform artikel 5.07 en artikel 5.08, omdat zij op smalle rivieren hun snelheid niet mogen verhogen. Dat resulteert in het probleem dat op bovengenoemde vaartuigen die stroomafwaarts varen de boegschroefinstallatie niet kan worden gebruikt om het vaartuig te stoppen of in positie te houden.

Kan voor deze vaartuigen eveneens worden aangetoond dat achteruit varen met een snelheid van 6,5 km/u mogelijk is? Hoe benaderen andere Commissies van Deskundigen deze problematiek?

In ESI-II-11 worden de eisen met betrekking tot de "voortbeweging op eigen kracht" samenvattend gedefinieerd, en de dienstinstructie bevat geen bepalingen over de stopeigenschappen; daarom kan niet worden geëist dat een vaartuig uitsluitend bij gebruik van de boegschroefinstallatie in de afvaart moet kunnen stoppen of afremmen. Een minimale snelheid bij het achteruitvaren hoeft echter niet worden aangetoond. De in de dienstinstructie vereiste ondersteuning heeft uitsluitend betrekking op de draaibeweging.

RV/G (12) 16 rev. 1 = JWG (12) 14 rev. 1; RV/G (12)m 59 = JWG (12)m 61, D8; JWG (12)m 91, punt 7.2

Gemeenschappelijke werkgroep, JWG, boegschroefinstallatie