Detail

BACK  EN  FR  DE  NL    Drukken

Artikel 19.06, lid 6 – vluchtwegen voor personen met beperkte mobiliteit

Volgens artikel 19.06, lid 3, onder g, moeten uitgangen die zijn bestemd om gebruikt te worden door personen met beperkte mobiliteit, een vrije breedte hebben van ten minste 0,90 m.
In artikel 19.06, lid 6, staan de voorwaarden die aan vluchtwegen worden gesteld, echter zonder dat de afmetingen worden vermeld.

Dit kan zo worden uitgelegd dat de vluchtwegen die bestemd zijn voor personen met beperkte mobiliteit ten minste een vrije breedte moeten hebben van 0,90 m.
Is deze interpretatie juist?

RV/G (08) 12

Artikel 19.06, lid 5, bevat de minimumeisen voor verbindingsgangen. Artikel 19.06, lid 6, bevat aanvullende voorschriften voor verbindingsgangen die als vluchtweg worden gebruikt. Daaruit volgt dat – in afwijking van de opvatting van de Nederlandse delegatie – verbindingsgangen die bestemd zijn als vluchtweg voor personen met beperkte mobiliteit, een breedte moeten hebben van minstens 1,3 m.

RV/G (07) 90

CCR werkgroep Reglement van Onderzoek, RV/G, vluchtwegen, personen met beperkte mobiliteit