Detail
Artikel 15.02, lid 5 - Geluidsmeting voorschip
Op schepen met woonverblijven in het voorschip en een boegschroefinstallatie dienen ook de geluidsniveaus in de afzonderlijke ruimten van de woning te worden gemeten. Voor schepen met kiellegging vóór 2 april 1976 gelden deze voorschriften bij N.V.O. en bij certificaatverlenging na 1.1.2015.
a) Er bestaan uiteenlopende opvattingen over de vraag, welke motoren in de boegschroefruimte tijdens de geluidsmeting in werking gesteld dienen te worden.
b) Wanneer een nieuwe aandrijving voor de boegschroef wordt ingebouwd, komen alle bij gebruik van de vorige motor aan te wenden overgangsbepalingen te vervallen. Geldt dat ook voor de te realiseren geluidswaarden in de voorste woning, of - wanneer er geen wijzigingen aan de machineruimte zelf, de isoleringen en de woning werden uitgevoerd - alleen voor de boegschroefruimte?
c) Wat is de procedure bij een apart onderzoek naar ombouw resp. certificaatverlenging na afloop van de overgangstermijn, wanneer de meetwaarden in de slaapverblijven meer dan 60dB(A) en/of in de verblijfsruimten meer dan 70 dB(A) bedragen? Moet na afloop van de overgangstermijn op ieder oud schip worden gemeten en zo ja, op welke wijze en met welke consequenties?
a) Principieel is hier ESI-II-5 juncto DIN ISO 2923: 2003 van toepassing. Op grond van nummer 7.1 van de norm moeten alle hulpmachines ..., die normaliter of op enig moment worden ingezet, tijdens de meting in bedrijf zijn. Dan is echter een berekening van de geluidsinwerking (bijv. het over 24 h berekende gemiddelde equivalente geluidsdrukniveau) op de bemanning conform nummer 8.1 vereist, aangezien de boegschroefaandrijvingen maar tijdelijk in bedrijf zijn. Dit vereist echter dat in het algemeen de duur van de blootstelling moet worden vastgelegd, aangezien het gebruik van de boegschroef qua tijdsduur geheel verschillend kan zijn.
b) In ieder geval moet als een motor of een boegschroefinstallatie vervangen wordt en de verblijven zich in het voorschip bevinden, een geluidsmeting plaatsvinden.
c) Bij certificaatverlenging na de eerste inbouw van een boegschroef op een schip dat gebruik maakt van de overgangstermijn volgens artikel 15.02 zesde lid, of na de eerste certificaatverlenging na afloop van de overgangsbepalingen dienen de geluidswaarden op dergelijke schepen via de gebruikelijke methode te worden bepaald. Overschrijden de waarden in de verblijfs- en slaapruimten de waarde van 70 dB(A), dient de boegschroef te worden uitgebouwd of mag de woning niet langer worden gebruikt. Liggen de waarden beneden 70 dB(A), maar in de slaapruimten boven 60 dB, is alleen nog maar de exploitatiewijze A toegestaan.
RV/G (12) 16 rev. 1 = JWG (12) 14 rev. 1; RV/G (12)m 59 = JWG (12)m 61, D9; JWG (12)m 91, punt 7.2
Gemeenschappelijke werkgroep, JWG, geluid, boegschroefinstallatie